zaterdag 7 november 2015

bezonken rood

Bezonken rood
Jeroen Brouwers
http://s.s-bol.com/imgbase0/imagebase/large/FC/9/3/9/8/1001004001658939.jpg

Samenvatting:
De hoofdpersoon in het verhaal is Jeroen Brouwers. Zijn moeder is eind januari 1981 gestor-ven. Hij heeft haar nooit opgezocht in het bejaardentehuis. Het overlijden van zijn moeder is hem ’s ochtends telefonisch bericht. Hij was niet aanwezig op de crematie.

De hoofdpersoon lijdt aan plotselinge aanvallen, waarbij hij krankzinnig van angst wordt. De ‘angst- en emotiedempers’ die hij er tegen slikt, maken hem rustig en onverschillig, denken wordt onmogelijk en er treedt een vervreemding op van zichzelf. 
Toen hij een tamelijk onevenwichtig leven leidde, zes à zeven jaar geleden, heeft hij Liza ontmoet. Hij is slechts drie dagen in haar gezelschap geweest. Toch is ze zeer belangrijk in zijn leven. Dit komt doordat hij een moederfiguur in haar ziet. Na deze korte relatie is hij getrouwd met een andere vrouw. Ze schonk hem een kind. Na de dood van zijn moeder moet hij zowel aan haar als aan Liza denken, in dezelfde hoeveelheid van liefde als van afkeer (hartstochtelijk en onhartstochtelijk). ‘Ik voel niets en ik wil niets voelen.’

Brouwers heeft samen met zijn grootmoeder, moeder en zus in het Jappenkamp Tjideng gezeten, waar Kenitji Sone de commandant was. Jeroen woonde er van zijn derde tot en met zijn vijfde leefjaar. 
De ellende van het kamp is voor hem pas later realiteit geworden. Destijds heeft hij, als ‘egoïstische levenslustige kleuter’, helemaal niet geleden. Zo heeft hij geen slechte herinnering aan de psychologische foltering. Deze bestond eruit dat, van tijd tot tijd alle jongetjes afscheid van hun moeder moesten nemen omdat ze werden opgehaald met onbekende bestemming, waarna ze soms dagenlang wegbleven.
Nadat de moeder van Brouwers, door Sone persoonlijk, tot bloedens toe in het kruis is getrapt, zegt Jeroen het volgende: ‘Geboekstaafd is: “Mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te houden”.’ En hij denkt: ‘nu wil ik een ander want deze is kapot’, zoals hij later, bij de geboorte van zijn dochtertje denkt: ‘nu wil ik een andere vrouw.’ Dit laatste wou hij, omdat hij vindt dat het krijgen van een kind een schending is.

Voor Jeroen was de tijd na de oorlog pas traumatisch. Zijn moeder laat hem achter in een pensionaat. Ze heeft hem verraden, zo voelt Jeroen het. Bij de afscheidszoen valt de voile van zijn moeder voor zijn lippen. “Dit ‘voorval’ is tekenend voor de rest van mijn leven: wij kussen elkaar door een traliewerk van spinnenweb”. Hij stelt zich enkele keren voor wat zijn moeder en hijzelf gedaan hebben op het moment dat ze overleed. Zo beschrijft hij uitvoerig wat er te zien was op de televisie. 

Toen hij nog kampbewoner was, is zijn grootmoeder overleden. Vele kampbewoners overleden, maar hij had geen enkele gevoelens, zelfs niet toen zijn kampvriendjes overleden. 

Tijdens de crematie, wil hij uit het boekje lezen waarmee zijn moeder hem heeft leren lezen. Het heet Daantje gaat op reis, van L. Roggeveen. Maar door het vele verhuizen is hij het kwijtgeraakt. 

Zodoende gaat hij die middag rondrijden in zijn auto. Hij verlangt naar Liza. Hij belandt letterlijk en figuurlijk in mist, en verdwaald. Uiteindelijk stapt hij uit zijn auto en begint hij te lopen door het bos. Hij komt aan bij een zwart meer. Hier denkt hij aan zijn overleden moeder. Tevens denkt hij terug aan het kamp. Hij wilde zijn moeder wel verzorgen, maar hij kon niets meer voor haar doen, dan voorlezen uit het boek Daantje. Nu zijn moeder dood is, hoopt hij dat Liza verschijnt. 
Brouwers rijdt terug naar huis en ‘ik ben aan mijn werktafel gaan zitten om zogenaamd onaangeraakt, onaangedaan, onverstoord, het werk aan mijn boek over zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur, dat ik onder handen had, te hervatten’. Het wil echter niet vlotten. Hij begint te drinken. Hoe meer hij drinkt, hoe minder hij trilt… (scholieren.nl)

Eigen mening: In het begin, toen ik het boek net had beviel het boek me voor geen meter, het was heel langdradig en continu werden dingen herhaald, hierdoor vond ik het niet lekker lezen.  Ook leek het of het boek vanaf een afstand was geschreven, dit komt door de onverschillige manier van schrijven, hierdoor voel je je (tenminste ik dan) minder betrokken bij de hoofdpersoon uit het verhaal. Wanneer ik me niet zo betrokken voel bij de hoofdpersoon vind ik het lezen zelf ook een stuk minder aan, omdat ik me niet zo bij de hoofdpersoon betrokken voel maakt het verloop van het verhaal mij ook veel minder uit. Wel brengt het boek het verschil tussen goed en kwaad goed naar voren, zo beschrijft hij bijvoorbeeld in verhalen zijn eigen gedrag van vroeger en laat ook blijken dat hij zich hier voor zijn ‘’slechte’’ gedrag schaamd. Ook vind ik de schrijver soms wat onduidelijk, hij kan op bepaalde momenten zijn gedachten niet duidelijk verwoorden (naar mijn gevoel) dit komt onder andere doordat het heden en verleden continu door elkaar heen lopen. Wel ging het lezen van het boek zelf op den duur wat beter en had ik ook wat meer plezier in het lezen. Al met al vond ik het dus een pittig boek, dat misschien iets te moeilijk voor mij is.
Verwerkingsopdracht:
Het echte einde: Brouwers rijdt terug naar huis en ‘ik ben aan mijn werktafel gaan zitten om zogenaamd onaangeraakt, onaangedaan, onverstoord, het werk aan mijn boek over zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur, dat ik onder handen had, te hervatten’. Het wil echter niet vlotten. Hij begint te drinken. Hoe meer hij drinkt, hoe minder hij trilt…

In dit einde blijft Brouwers in dezelfde toestand, hij lijd zijn leven maar geniet er niet echt van, hij weet niet goed raad met zichzelf. Als nu inplaats van dit einde hij was doorgereden in zijn auto en liza tegen was gekomen, had hij misschien wel een gesprek met zijn ‘’grote liefde’’ aangegaan, en hadden ze misschien wel weer bij elkaar gekomen en een gelukkig leven gekregen.

zondag 6 september 2015

balansverslag vwo 5


Balansverslag vwo 5.
Ik ben nooit echt een boekenwurm geweest, het is niet dat ik echt een hekel aan lezen heb, maar wanneer ik een boek uitkies is mijn eerste vraag: ‘’Hoeveel pagina’s heeft het boek?’’ Vandaar zijn de boeken die ik de afgelopen jaren heb gelezen, (bijna) allemaal dun.
Mijn eerste boek vorig jaar (4e klas vwo) was Het Achterhuis van Anne Frank, dit was dan ook het enige (redelijke) dikke boek wat ik gelezen heb. Ik vond het een heel interessant boek, dit kwam omdat ik de denkwijze van Anne Frank heel interessant vind. Wel heb ik aardig lang over dit boek gedaan, dit komt omdat ik niet echt een doorlezer ben.
Mijn tweede boek was Een Jongensoorlog geschreven door Bernlef. Dit boek was een stuk minder dik en ik had het dan ook een stuk sneller uitgelezen. Dit kwam echter ook omdat ik het boek een stuk spannender vond en wou weten hoe het afloopt. Ik vond het boek makkelijker maar vooral veel leuker dan Het Achterhuis. Ook vond ik het wel een leuke vergelijking, In Het Achterhuis lees je de gedachten van een 12 jarig meisje in oorlogstijd, en in Een Jongensoorlog de gedachten van een 12 jarig jongetje, deze gedachten kon je goed met elkaar vergelijken.
Mijn derde boek was Oeroeg van Hella S.Haasse. Dit boek viel mij een beetje tegen, ik vond dat er weinig actie in voorkwam. Het was opzich wel een mooi verhaal maar ik vond het boek op een bepaald moment toch wat saai worden. Het boek las wel lekker door want er zaten geen moeilijke woorden en zinnen in.
Hierboven staan dus mijn leeservaringen van VWO4.

Sytze Koopmans V4A.

zaterdag 23 mei 2015

boekverslag een jongensdroom


Een jongensoorlog

           Bernlef

        http://roost.bibliocenter.nl/files/img/Jongensoorlog.jpg

 

Mening:

Ik vind een jongensoorlog een heel leuk boek, het verhaal speelt zich tijdens de oorlog af en je ziet het uit de ogen van een 12 jarige jongen. Ik vond het boek lekker doorlezen en de spanning bleef er goed in. Ik bleef telkens nieuwsgierig wat er zou gebeuren en had daarom ook een hoop open plekken. Hierdoor was de spanningsboog redelijk groot en bleef het boek interessant. De moeilijkheid vergeleken met mijn vorige boek (Anne Frank) vind ik meevallen. Ik vind dat dit boek makkelijker doorleest en vind het ook leuker om te lezen, er gebeurd veel meer. Ik had van te voren niet gedacht dat ik het boek zo leuk zo vinden, wel had ik bewust een boek gekozen dat zich in oorlogstijd afspeelt want dat vind ik een boek al een stuk interessanter maken (ik ben niet zo’n lezer). Ik vind het leuk om te lezen hoe een jongen van 12 met zo’n situatie in oorlogstijd omgaat en hierdoor ging ik me echt in het boek verdiepen. Kort samengevat vind ik het dus een leuk/interessant boek dat goed voor mij te lezen is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Samenvatting:

In het eerste hoofdstuk is Michiel, twaalf jaar oud, op weg naar een adres bij kennissen in een boerendorp Driewoude. Hij is gehaald door Jan Tulp. Tijdens het rijden op de boerenkar, denkt Michiel terug aan de dag ervoor, toen hij ook met de ponytaxi reed vanuit het ziekenhuis naar huis. Hij is zonder verdoving van zijn keelamandelen beroofd en dat deed helse pijn. Bij thuiskomst vertellen zijn ouders hem dat hij naar het platteland wordt gestuurd. Het is op zich wel een beetje vreemd om een dag na zo’n ingreep al weggestuurd te worden.

Hij voelt zich hetzelfde als de Bijbelse figuur Ismaël die met zijn moeder Hagar wordt weggestuurd door Abraham. Hij heeft daarover een boekje ("Moeder leest voor") gekregen van zijn moeder en daaruit leest hij elke dag de geschiedenis door. Als hij in Driewoude aankomt, wordt hij welkom geheten door een dikke vrouw, tante Merel. Later maakt hij ook kennis met de twee dochters van deze familie Tulp, van wie de jongste Gerie (8 jaar oud) een echte pestkop is en dan niet op een leuke manier. De oudste dochter heet Alie en is op een andere manier wel geïnteresseerd in Michiel. Hij slaapt op de kamer bij Jan Tulp, de oudste zoon van de familie. Ze beloven hem echte klompen en hij mag de volgende dag Oom Johan helpen in de loods. Die maakt namelijk van suikerbieten stroop. 's Nachts wordt hij wakker van Jan Tulp die "Christine" murmelt en zich lijkt te bevredigen op de gedachtenis aan die vrouw. Maar Michiel herkent die situatie uiteraard nog niet: hij weet nog niets van seks.



De volgende dag helpt Michiel zijn oom en hij hoort dan van een boze Jan dat diens vader stroop levert aan de buurman die NSB’er is. Na afloop van de werkdag wordt hij door tante merel naakt in een teil gewassen en daarna krijgt hij zijn beloofde, nieuwe klompen. Als hij daar de volgende dag een rondje in het dorp op maakt, hoort hij de stem van Jan Tulp die met ene Christine vrijt. Deze vrouw is blijkbaar getrouwd, ook al met een NSB'er. Hij hoort haar zeggen dat ze Dulieu heet. Wanneer Michiel later mijnheer Soutenbakker groet, krijgt hij van zijn oom een standje: een NSB'er groet je niet (Maar blijkbaar mag je hem wel als klant hebben). Michiel vond de oorlog in Amsterdam veel overzichtelijker: daar wist je wie goed was en wie fout.

Alie komt op een vroege zondagmorgen bij hem op de kamer. Ze zegt dat haar ouders het niet mogen weten en ze benadert hem seksueel. Zo ziet hij voor het eerst een behaard vrouwelijk geslachtsdeel. Hij weet niet goed met de situatie om te gaan en Alie verlaat boos de kamer. Later die dag mag hij helpen met het roskammen van het paard Maja, maar Gerie komt hem alweer pesten. Die dag maken ze ook een wandeling en komen langs het huis van de dokter die Dulieu blijkt te heten. Oom Johan zegt dat het hun dokter niet is. Als ze thuiskomen, leest Michiel opnieuw de geschiedenis van Hagar en Ismaël door, hij voelt zich net zo eenzaam als Ismaël. Vanwaar zal de hulp komen?

Tante Merel kan met moeite twee schriften voor hem kopen en dan moet hij naar de dorpsschool waar meester Van der Pol (!) de scepter zwaait. Als snel worden Michiel de verhoudingen in de klas duidelijk. Verkerk heeft de leiding in de groep en deze knul verzint elke woensdag opdrachten die aan de oorlog gerelateerd zijn: ze spelen als het ware de oorlog na: het is een "jongensoorlog". Als Michiel een keer over een meisje met blonde krullen spreekt, zegt Verkerk dat het Liza is, die met Soutenbakker neukt. Michiel moet van Verkerk nu voor spion spelen en verslag uitbrengen van wat hij ziet.

Als hij thuiskomt, staat er een Duitse vrachtwagen voor de deur die de spullen uit De Fabriek van oom Johan meeneemt. Johan denkt dat hij door de buurman Soutenbakker verraden is. Wanneer hij de volgende dag op weg naar school gaat, wordt hij binnengeroepen door Christine Dulieu die hem allerlei vragen stelt over het weghalen van de spullen en ook allerlei insinuerende opmerkingen maakt. Het is onduidelijk wat ze van hem wil. Hij vlucht min of meer naar school en krijgt nogmaals de opdracht te gaan spioneren. Maar hij kan natuurlijk niet echt iets ontdekken en keert terug naar zijn kamer, om opnieuw de geschiedenis van Hagar en Ismaël te lezen. De volgende dag fantaseert hij dat hij Liza en Soutenbakker in hun blote kont heeft zien lopen. En dat Liza beharing op haar geslachtsdeel had. Hij maakt daarmee indruk.



Als hij uit school thuiskomt, is er een brief van zijn moeder aangekomen, waarin ze schrijft dat ze binnenkort op de fiets naar hem toekomt. Hij blijft fantasieverhalen over Liza en Soutenbakker rondstrooien en is ook elke woensdag van de partij in de "oorlog" van Verkerk. Op één van die middagen is er ineens een Amerikaans toestel dat de brug in het dorp bombardeert. Hij schrikt en thuis bij Tulp leest hij de geschiedenis van Hagar en Ismaël opnieuw door. Hij voelt zich erg eenzaam, want zijn moeder kan nu ook niet meer naar hem komen. De symboliek van de brug is ook wel duidelijk: het is de verbinding met zijn ouderlijk huis, maar omdat de brug wordt gebombardeerd, kan zijn moeder hem niet meer opzoeken en wordt hij van zijn milieu gescheiden.

Midden in de nacht wordt hij wakker van Jan die met zijn oom een door hem afgeluisterd, stiekem gesprek over een geheim voert. De volgende dag vraagt Jan hem een op de hooizolder ondergedoken Amerikaanse piloot eten te brengen, maar hij mag daarover helemaal niets zeggen, tegen niemand. De Amerikaan is blij dat hij eten krijgt en verder lijkt niemand in het gezin iets van de piloot te weten. In de geschiedenis van Hagar en Ismaël is er een engel die de bevrijding komt brengen en Michiel trekt de parallel met de piloot die ook uit de hemel is gekomen om hem te bevrijden. De volgende dag is de Amerikaanse piloot echter alweer verdwenen en het lijkt net of Michiel gedroomd heeft. Hij ziet wel dokter Dulieu naar buurman Soutenbakker gaan.

Weer later is er onrust in het dorp en blijkt dat de Amerikaan samen met dokter Dulieu en Christine is opgepakt door de Duitsers. Heeft de dokter via Christine misschien iets willen doen voor de piloot, omdat hij voelde dat de Duitsers de oorlog gingen verliezen? Wanneer de Amerikaan hem ziet, glimlacht hij naar Michiel. Hij lijkt het niet te ernstig op te nemen. Mede natuurlijk omdat de oorlog steeds meer zijn einde lijkt te naderen. In het gezin gaat het pesten van Gerie gewoon door: zij heeft zijn boek afgepakt en later blijkt dat ze erop gekrast heeft. De magie van het boek is meteen doorbroken, maar hij wil een vlakgummetje hebben om dat uit te krassen. Hij weet dat alleen meester Van der Pol een exemplaar heeft. Op een onbewaakt ogenblik pakt hij het gummetje weg, maar hij wordt verraden door een medeleerlinge. Voor straf mag hij een dag niet op school komen, maar tante Merel vindt het allemaal niet zo erg. De bevrijding is immers nabij. Ook oom Johan geeft aan dat de Amerikanen komen en het hele dorp Driewoude loopt uit om hen op te wachten. Dan komen er ook voedseldroppings.

Er wordt over gesproken om Michiel weer naar Amsterdam terug te brengen, maar eerst is er de dag der wrake. Op Soutenbakkers stoep staat een hakenkruis geschilderd en Oom Johan haalt met de kar Liza af. Haar blonde krullen worden afgeknipt, omdat het een moffenhoer zou zijn. Michiel krijgt een paar krullen in zijn bezit. Hij neemt dit met een paar andere spullen als relikwieën mee terug naar huis. Michiel voelt zich niet langer blij over die zolang verwachte Bevrijding. De volgende dag brengt Jan hem weer terug naar Amsterdam in een vertelsituatie die precies gespiegeld is aan de beginsituatie. Het leven krijgt zijn gewone gangetje weer. "Het lijkt alsof er niets gebeurd is".
(bron, 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Interview met de schrijver

Dingen die ik wil vragen: hoe is zijn leven, reden van schrijven, hoe op dit boek gekomen, past het bij ander werk, prijzen, hoe oud bent u, heeft u kinderen, waar haalt u uw inspiratie vandaan om te schrijven, eerste werk, uw beste boek,

Sytze: Hallo meneer Bernlef, hoe maakt u het?

Bernlef: Prima (zoiets dergelijks), mijn naam is echter Hendrik Jan Marsman, maar noem me maar gewoon Bernlef.

Sytze: Ik heb u uitgenodigd om u een aantal vragen te stellen over uw schrijverscarriere en in het bijzonder het boek een jongensoorlog. Deze informatie heb ik namelijk nodig voor mijn boekverslag over dat boek.

Bernlef: Oke laten we maar gelijk beginnen dan! Ik heb het nogal druk namelijk.

(begin interview)

Sytze: Hoe oud bent u, we beginnen makkelijk haha.

Bernlef: Ik ben 14 januari 1937 geboren, ik ben nu dus 78 jaar oud.

Sytze: Wat is de reden dat u bent begonnen met schrijven?

Bernlef: Toen ik 9 was, haalde mijn vader eens een grapje met mij uit op 1 april, hij zei dat de bakker in brand stond. Ik vluchte er snel heen want dat was natuurlijk iets spectaculairs, eenmaal aangekomen bleek dat de bakker niet in de brand stond. Ik was dus erg teleurgesteld. Op dit moment besefte ik dus dat niet alles wat je vertelt waar hoeft te zijn. Ik begon vanaf dit moment steeds meer te fantaseren. Op school strooide ik daarom ook met steeds meer onzinverhalen rond, hierdoor werd ik steeds populairder. Dit is dan ook de aanleiding geweest tot het schrijven van verhalen.

Sytze: Waar haalt u uw inspiratie vandaan?

Bernelf: Ik haal mijn inspiratie uit mensen die bijzonder dingen hebben meegemaakt, Ik ondervraag deze mensen dan ook en verwerk deze gegevens in mijn verhalen.

Sytze: Schrijft u ook verhalen over uzelf?

Bernlef: Bijna niet,  ik heb gewoon niet echt een avontuurlijk leven geleid. Dat zag ik al snel in. Ik wist: als het langs die weg moet, ben ik gauw uitgeluld. En bovendien vond ik het geen aantrekkelijk perspectief om het voortdurend over mezelf te hebben. Ik vertel liever verhalen over mensen of situaties waar ik zelf van alles bij kan fantaseren.

Sytze: Wat was uw eerste werk?

Bernlef: Mijn eerst echte boek was Stenen Spoelen, dit boek heb ik in 1960 geschreven. Wel schreef ik daarvoor al met een paar vrienden in ons eigen tijdschrift genaamd Barbarber (1958).

Sytze: Wat is uw beste werk?

Bernlef: Mijn meest succesvol boek is Hersenschimmen uit 1984, het verhaal gaat over een dementerende man in het toneel. Het boek is in 1988 verfilmd.

Sytze: Bedankt voor de informatie! Ik zal er een mooi interview van proberen te maken J

Bernlef: Graag gedaan!