dinsdag 3 januari 2017

De stille kracht

De stille kracht
Louis Couperus

Samenvatting:

Eerste Deel
Eerste hoofdstuk
De resident, de Nederlander  Otto van Oudijck,  maakt in het begin van de roman een wandeling naar de zee. Hoewel hij met de mooie Léonie (zijn tweede vrouw) getrouwd is en twee kinderen uit zijn eerste huwelijk heeft, voelt hij zich soms eenzaam. Zijn werk is daarbij alles voor hem. Na het diner praten Theo en Doddy  (zijn oudste  kinderen) met elkaar. Theo blijkt een seksuele verhouding te hebben met zijn stiefmoeder Léonie en Doddy heeft verkering met Addy. De volgende dag haalt Theo Léonie op van het station. Léonie is twee maanden weg  geweest. Ze heeft haar hulpje Oerip bij zich. Léonie wil niets liever dan uitrusten van haar vermoeiende reis. Ze  denkt aan haar verhouding met stiefzoon Theo.

Otto denkt aan veel liever aan zijn werk en aan zijn kans promotie te maken. Hij hoopt resident-eerste klasse te worden. Het komt hem  niet goed  uit dat zijn relatie met de inlandse regent Soenario slecht is.

Tweede Hoofdstuk 
Zijn secretaris, Otto Eldersma, is een hard werkende man. Eigenlijk zou hij liever meer tijd besteden aan zijn vrouw en kinderen, maar Van Oudijck, maakt hem dat onmogelijk. Eva zijn vrouw had een idyllische  droombeeld  over Indië, maar dat is al snel weg. Ze zoekt  daarom troost in haar huis en  haar kind en bovendien draagt  Léonie  haar sociale taken als vrouw  van de resident gemakkelijk over aan Eva. Eva Eldersma is hierdoor echter in Laboewangi zeer geliefd in tegenstelling tot Léonie over wie veel geroddeld wordt. Eva  houdt  elke  veertien dagen een open huis waar de bestuurders en ambtenaren  elkaar ontmoeten.  Zo ontvangt ze  o.a. resident Van Oudijck, controleur Van Helderen en de regent van Laboewangi, Raden Adipati Soerio Soenario. Ook hun vrouwen zijn natuurlijk uitgenodigd. Resident Van Oudijck informeert bij de inlandse regent naar het gedrag van diens broer, de regent van Ngadjiwa. Hij heeft gehoord dat hij weer veel geld heeft verloren Eerste deel : hoofdstuk 1 
met gokken. Van Oudijck wijst regent Soenario op zijn verantwoordelijkheid als oudste broer en hoofd van de familie. De Van Oudijcks en de Soenarios verlaten de woning van Otto en Eva. Die blijven achter met de andere gasten. Ze roddelen over Léonie en haar seksuele uitstapjes  tijdens haar verblijf in Batavia. Ook de dobbelverslaving van de regent van Ngadjiwa  gaat over de tong.  Na het diner houdt de groep een tafeldans. Ze experimenteren  met het oproepen van geesten. De tafel springt op en neer en de aanwezigen tellen  de tikken mee.  De geesten geven hun boodschappen door: "Het volgende jaar  oorlog tussen Europa en China" en "Gevaar in Laboewangi: opstand binnen twee maanden, Soenario.". De  aanwezige  gasten vinden de voorspellingen vermakelijk  en nemen die niet serieus. Dom, blijkt later. De volgende dag brengt Frans van Helderen een bezoek aan Eva. Hij verklaart haar zijn gevoelens maar Eva wijst hem als minnaar af. Ze wil wel goede vrienden met hem zijn.
Derde Hoofdstuk 
De familie De Luce, eigenaar van de suikerfabriek te Patjaram, heeft de familie Van Oudijck uitgenodigd voor een feest. Doddy is namelijk  verliefd op Addy De Luce. Ze wil  hem ten huwelijk vragen, hoewel  ze weet dat haar vader haar geen toestemming zal geven. Zelfs Léonie raakt onder de indruk van  Addy's sexy uiterlijk.  Het valt Theo op dat Léonie oog heeft voor Addy. Hij waarschuwt haar voor hem, maar  Léonie verlangt zowel naar Theo als Addy. 's Avonds gaan  Addy en Doddy wandelen. Doddy is bang dat ze door mensen gezien worden. Plotseling is daar Léonie die het  niet verantwoord  vindt van Addy dat ze zo laat nog gaan wandelen. Doddy is immers nog een kind.

De volgende dag brengen de regent van Ngadjiwa en zijn moeder een bezoek aan de familie De Luce. Léonie zit naast Addy en geniet van Theo's jaloerse blikken. Theo spreekt Addy aan op zijn gedrag tegenover  Doddy. Gaat Addy met zijn zus trouwen? Addy zegt van niet, omdat Otto van Oudijck niet van zijn familie houdt. Addy vraagt Theo of hij weet dat hij nog ergens een halfbroer heeft. Addy vertelt Theo over si-Oudijck, de onbekende zoon van Otto van Oudijck, die op de kampong woont. Volgens Addy weet Otto zelf niet eens dat hij nog een zoon heeft. De moeder van si-Oudijck is inmiddels overleden. Theo en Addy besluiten hem samen op te zoeken. Volgens si-Oudijck weet Otto echter wel dat hij nog een zoon heeft. Otto wil  hem niet erkennen, omdat hij een bastaardkind is, de zoon van een inlandse huishoudster.

Vierde hoofdstuk
Otto van Oudijck voelt zich somber. Hij heeft anonieme brieven ontvangen, waarin slecht wordt geschreven over het gedrag van Léonie. Otto weet ervan. Hij heeft het flirten van zijn vrouw altijd geaccepteerd Ook de berichten over zijn verstoten zoon in de kampong maken hem droevig. Hij vraagt zich af waarom hem dit eigenlijk allemaal overkomt. 

In Ngadjiwa vinden de halfjaarlijkse races plaats. De festiviteiten worden steeds druk bezocht. Otto van Oudijck is er met Léonie en Doddy. Ook Addy de Luce is van de partij. Op de laatste avond van het feest wordt er een bal georganiseerd. De regent van Ngadjiwa, Vermalen, is weer dronken. Otto van Oudijck is woedend op hem. De regent herkent Otto zelfs niet eens meer. Otto wil de regent voor ontslag voordragen. De volgende dag keren Otto, Léonie en Doddy terug naar Laboewangi. Als Otto de lasterbrieven leest, neemt hij zich voor nooit toe te geven aan die negatieve  krachten. Otto laat de pamfletten met beschuldigingen aan Léonie zien. Léonie vraagt zich af wie al die leugens over haar verspreid heeft. Raden-Ajoe Pangéran (de moeder van de regent van Ngadjiwa) komt met Otto praten. Zij smeekt hem van het ontslag van de regent  af te zien. Léonie vindt ook dat de regent in genade moet worden aangenomen, maar Otto is onvermurwbaar. 

 
Tweede deel
Hoofdstuk 5
Omdat er een zeebeving geweest is bij de Nederlands-Indische eilanden wordt er voor de slachtoffers een weldadigheidsfeest gehouden. Deze taak draagt Léonie aan Eva Eldersma over. Die organiseert een pasar-malam en een  fancy-fair waarvan de opbrengst naar de slachtoffers gaat. Intussen komt een flinke geruchtenstroom op gang. Er dreigt opstand uit te breken als uitvloeisel  van het ontslag van de regent van Ngadjiwa. Otto brengt daarom een bezoek aan Raden-Ajoe Pangéran. Hij vraagt haar geen kwaad van hem te spreken. Soenario, regent van Laboewangi, belooft de zaak te sussen en zijn volk te kalmeren. Onder andere daarom bezoeken de regent en zijn vrouw de fancy-fair neemt wat  alle angst en twijfel onder het volk wegneemt. Na afloop van de fancy-fair is Eva opgelucht maar uitgeput. Ze heeft heimwee naar Nederland. Eva speelt  op de piano, maar het geluid van de moesson is harder dan  de muziek. Plotseling is  Frans van Helderen er. Hij vraagt of zijn kinderen een paar dagen bij Eva mogen logeren omdat zijn vrouw malaria heeft.  Eva stemt daarmee in. Ze vertelt hem over haar verlangen weer naar Nederland terug te keren. Het gesprek gaat daarna over de tafeldans. De voorspelling van de mogelijke opstand is al uitgekomen. Ook de verhouding tussen Addy en Léonie werd voorspeld door de geest van de tafel.  Frans eet daarna  vaak mee bij Eva. Ze maken wandelingen langs het strand. Hun is erg belangrijk voor Eva. Er komen  snel geruchten op gang, maar Frans en Eva trekken zich daar niets van aan.

Otto van Oudijck heeft opnieuw een verzoek aan Eva. De weduwe van de stationschef heeft financiële steun nodig. Haar man heeft immers zelfmoord gepleegd en haar  met vier kinderen achter gelaten. Otto  zou graag zien dat Eva een toneelstuk organiseerde, waarvan de opbrengst naar de weduwe  gaat. Met tegenzin gaat ze akkoord. Ida van Helderen haalt haar kinderen bij Eva weg, omdat ze "foute" verhalen over Frans en Eva heeft gehoord. Eva betreurt dit. Ze schrijft Frans een brief waarin ze hem vraagt niet meer langs te en met zijn vrouw verder. Eva trekt zich daarna steeds meer terug uit het sociale leven.

Hoofdstuk 6
Hulp Oerip waarschuwt Léonie en Theo voor het  naderende onheil. Ze heeft geluiden gehoord van kleine kinderen, van wie de zielen in de bomen huilen. De oorzaak: de pasar-malam werd op de verkeerde dag gehouden. Bovendien is er verzuimd een sedeka (=offermaal) te houden bij de inwijding van de nieuwe put. Het geluid beangstigt Léonie en Theo. Léonie vertelt Otto dat de bedienden geen gebruik maken van de nieuwe put, omdat er geen offer is gebracht. Otto vindt dat die onzin hem dan wel eerder verteld  had kunnen worden. Hij weigert alsnog een offermaal te houden. Léonie is bang dat alles het gevolg is van haar verhouding met Theo. 
Léonie neemt een bad. Als zij zich afdroogt, komen er plotseling bloedspatten uit alle hoeken van de badkamer die haar besmeuren haar helemaal.  Ze wil dat Oerip de kimono verbrandt en haar helemaal wast. Otto wordt niet op de hoogte gesteld van wat er met Léonie is gebeurd Die  wordt ziek: zenuwkoorts. In Laboewangi gaat het gerucht rond dat het flink spookt in het huis van de resident. Na haar genezing  logeert Léonie bij kennissen in Soerabaia. Doddy logeert op Patjaram bij de familie De Luce. Theo vertrekt eveneens naar Soerabaia, omdat hij er een baan kan krijgen. Het merendeel van het bedieningspersoneel is gevlucht en Otto blijft alleen in het huis achter. Vreemde gebeurtenissen blijven het residentiehuis teisteren. Een spiegel wordt door een grote steen vernield, Otto's s bed wordt bezoedeld, glazen breken spontaan in kleine stukjes, de whisky is bedorven Otto onderzoekt de dingen, maar kan niets ontdekken.  
Ook de Eldersma's  horen vreemde geluiden van huilende kinderen. Eva is bang geworden. Otto vindt het maar allemaal dom bijgeloof. Heel Laboewangi spreekt echter over de vreemde gebeurtenissen. Otto regelt soldaten om de zaak te onderzoeken. Ze omsingelen het residentiehuis en overnachten in de badkamer. Om onverklaarbare redenen wordt de volgende dag de badkamer afgebroken. De soldaten durven niet te praten over wat er die nacht gebeurd is. De gouverneur-generaal raadt Otto aan met verlof naar Nederland te gaan, maar die weigert. Hij neemt tijdelijk zijn intrek bij de Eldersma's thuis. Het huis van Otto  wordt  schoongemaakt. De vreemde gebeurtenissen eindigen echter abrupt na een gesprek tussen Otto, Soenario en Raden-Ajoe Pangéran. Otto besluit iedereen uit te nodigen voor een Nieuwjaarsbal. Hij voelt zich sterk nu de geheimzinnige stille kracht, door zijn toedoen, verdwenen is.
De rust keer weer terug in Laboewangi. De angst voor de vreemde gebeurtenissen is verdwenen en de inwoners vieren feest na feest. Léonie die weer teruggekeerd is bij Otto, blijft echter angstig. Ze denkt nog steeds dat alles te wijten is aan haar verhouding met Theo. Léonie's opvatting maakt Theo woedend. Hij houdt nog steeds van haar. Bovendien zijn Otto, Doddy èn Theo jaloers op haar relatie met Addy. Theo's s liefde voor Léonie slaat om in haat. Ook Doddy krijgt ruzie  met Léonie over stomme  dingen. Addy blijft nog steeds omgaan met Doddy. Daarnaast ontmoet hij Léonie stiekem in het huis van mevrouw Van Does. Otto wordt ziek en gaat nu ook in de stille kracht. Hij voelt zich uitgeput en zwak. Otto ontdekt dat de anonieme brieven geschreven worden door  si-Oudijck. Die poeiert hij af met geld. Otto krijgt de kans om resident te worden in Batavia, maar hij wil niet weg uit Laboewangi.

Hoofdstuk 7
Léonie en Addy hebben weer een afspraak  in het huis van mevrouw Van Does. Ze klaagt bij Addy over het gedrag van Doddy en ze vindt dat Doddy het huis uit moet. Bovendien wil ze niet meer hebben dat Addy en Doddy gaan wandelen. Léonie wil naar Parijs, maar Addy wil niet met haar mee. Plotseling horen ze iemand lopen. Het is Otto van Oudijck. Léonie redt zich uit de overspelige situatie door te zeggen dat Addy om de hand van Doddy kwam vragen. Otto vindt het goed. Doddy is dolblij met het nieuws. 
Na enkele weken in Batavia reist Eva Eldersma haar man achterna, die  naar Europa vertrokken is. Léonie is inmiddels naar Parijs gegaan. Voor haar vertrek neemt Eva nog afscheid van Otto van Oudijck, die onverwacht ontslag heeft genomen. Otto heeft zijn huis inmiddels verlaten. Hij logeert dichtbij Garoet, waar hij een teruggetrokken bestaan met een Indische vrouw en haar familie leidt. Otto is blij Eva weer te zien. Hij vertelt dat Doddy getrouwd is en dat zijn twee jongste kinderen naar Europa gaan voor hun opvoeding. Ze praten nog eens over de stille kracht.  Na afloop van het gesprek brengt Otto Eva naar de trein. Daar nemen zij definitief afscheid van elkaar.




Eigen mening:

Ik heb voor mijn laatste boek voor lezen voor de lijst voor een niveau 5 boek gekozen. Ik heb hiervoor gekozen aangezien ik bij mijn laatste boeken telkens tussen niveau 4 en 5 zat te twijfelen en ik mijn leescarrière goed af wil sluiten.

Ik had moeite om goed in het verhaal te komen. Het boek kent een lastig taalgebruik, met name door de combinatie van oude woorden met af en toe woorden die van het Indonesisch zijn afgeleid. Ook vind ik het een langdradig verhaal. Het boek is erg realistisch maar mede hierdoor was het niet echt een spannend verhaal. Ook werd het verhaal erg in detail uitgeschreven. Dit zorgt mede voor die langdradigheid maar hierdoor was er ook geen ruimte om je eigen fantasie toe te passen. Dit vind ik persoonlijk jammer.

Ik vind het verhaal zelf eigenlijk ook geen echt verhaal. Ik vind het meer een opsomming van gebeurtenissen. Van mij had de schrijver wel wat meer gebruik mogen maken van overdrijvingen, dit om het verhaal wat spannender te maken.

Ik vind het wel knap hoe de schrijver met dit boek zonder overdrijvingen goed heeft aangegeven dat wij als blanke Nederlanders eigenlijk niks in Indonesië te zoeken hebben. Hij heeft goed gebruik gemaakt van actualiteiten en een realistisch beeld over Nederlands-Indië gegeven. Dit was in de tijd van de uitgave van het boek van groot belang vanwege het gebrek aan tv/radio.

Al met al beschouw ik het dan ook als een informatief boek. Het geeft een goed beeld van het  leven in Nederlands-Indië maar vanwege gebrek aan overdrijvingen/avonturen zit er weinig spanning in het boek. Ik zou het mede scholieren dan ook niet aanraden om als plezier te lezen, tenzij je erg geïnteresseerd bent in het leven in Nederlands-Indië.

Qua niveau kan ik concluderen dat dit boek net boven mijn niveau ligt. Ik schat mijn leesniveau dan ook tussen niveau 4 en 5 in. Niveau 4 kan ik makkelijk aan, maar bij niveau 5 heb ik nogal eens moeite met het taalgebruik en het begrijpend lezen. Al met al ben ik ondanks de leesmoeite blij dat ik dit boek heb gelezen, mede omdat ik nu duidelijk heb over mijn leesniveau.


Karakter

Karakter
Ferdinand Bordewijk

Samenvatting:

In de eerste zeven hoofdstukken wordt de jeugd beschreven van Jacob Willem Katadreuffe (in een voetnoot op de eerste pagina wijst de auteur erop dat deze merkwaardige naam op zijn Nederlands dient te worden uitgesproken) tot en met zijn eenentwintigste jaar. Deze tijd wordt later door hem een 'periode van mislukking' genoemd.

Zijn moeder is Joba Katadreuffe, die op achttienjarige leeftijd verkracht is door haar twintig jaar oudere werkgever, Arend Barend Dreverhaven. Ze raakt in verwachting en neemt ontslag. Zij heeft een ijzeren gestel, maar door de bevalling met de keizersnede is ze erg verzwakt. Dreverhaven is een gevreesde, genadeloze deurwaarder, die bekend staat als 'het zwaard zonder genade voor iedere schuldenaar die hem in handen viel'. Tot zes keer toe vraagt hij Joba ten huwelijk, maar ze weigert koppig. Ook de postwissels die hij opstuurt, neemt ze niet aan ('De twaalfde keer schreef ze er dwars overheen: Wordt altijd geweigerd.') (Ook een later huwelijksaanzoek, van de schipper Harm Knol Hein, wijst ze af.) Ze vergeeft het zichzelf niet dat ze voor Dreverhaven is bezweken, 'ze had een sterke wil' en wil op eigen kracht verder in het leven.

Jacob Katadreuffe groeit op in armoedige omstandigheden. Zijn moeder verdient wat geld met de borduurkunst, dat opvalt door origineel kleurgebruik en moderne patronen, en met schoonmaken. Bovendien verhuurt ze een kamer aan de communist Jan Maan, die bevriend raakt met moeder en zoon.

Na de lagere school mag Katadreuffe geen vak leren: Joba vindt dat hij zichzelf maar door de wereld moet slaan, 'zij had ook gemoeten'. Na vele baantjes te hebben gehad, raakt hij op zijn achttiende werkloos. Hij schaft boeken aan om zichzelf wat te leren, onder andere een incompleet Duits lexicon. Op zijn eenentwintigste neemt hij om hogerop te komen een sigarenwinkeltje in Den Haag over. Hij leent daarvoor tegen woekerrente geld bij een duister bankje. Als hij zijn schulden niet meer kan betalen, wordt hij failliet verklaard. In verband hiermee bezoekt hij het advocatenkantoor van Mr. Stroomkoning. Hij ziet de vijf koperen naamborden die naast de deur schitteren in de zon. 'Toen stond er iets in hem op.' Katadreuffe beseft dat de jaren van mislukking voorbij zijn. Hij wil dat zijn naam ook op zo'n 'zon' komt te staan.

Op het kantoor ziet hij voor het eerst zijn vader, die veel zaken voor Stroomkoning doet. Hoewel hij het een 'kerel als een beest' vindt, is hij onder de indruk van zijn imposante verschijning. De curator De Gankelaar vindt Katadreuffe een opmerkelijk iemand en besluit hem te helpen: hij bezorgt hem een baantje als typist en bediende op het advocatenkantoor. Katadreuffe komt er achter dat zijn eigen vader achter zijn faillissement zit.

In de volgende vijf hoofdstukken wordt zijn eerste kantoorjaar beschreven. Hij woont op een kamer bij Graanoogst, conciërge bij Stroomkoning, boven het advocatenkantoor. Katadreuffe is leergierig en werkt keihard. Op kantoor hoort hij verhalen over zijn meedogenloze vader, die door de armste buurten trekt om mensen wegens achterstallige huurschulden op straat te zetten. Bureauchef Rentenstein vertelt hem een huzarenstukje van Dreverhaven: om beslag te leggen op een schip sprong hij hartje winter in het ijskoude zeewater. Katadreuffe is door deze verhalen jaloers en trots op zijn vader.

Langzamerhand krijgt hij het verlangen 'die man op zij te komen, voorbij te streven.' Hij gaat studeren voor zijn staatsexamen om zo zijn uiteindelijke doel te bereiken: advocaat worden. Alles moet daarvoor wijken. 'Katadreuffe zocht liefde, flirt, noch spel.' Hij wijst de toenaderingspogingen van het dienstmeisje Lieske en de typiste Sibculo bruut af. Zelfs geeft hij niet toe aan zijn gevoelens voor Lorna te George, Stroomkoning zijn secretaresse, die verliefd op hem is.

Dan verklaart Dreverhaven voor de tweede keer zijn zoon failliet. Woedend zoekt hij zijn vader op, scheldt hem uit voor 'ploert' en 'afzetter'. Bijna wordt hij het slachtoffer van zijn eigen drift als Dreverhaven zijn zoon een mes aanreikt. Katadreuffe weet zich echter te beheersen en stoot het mes met kracht in het tafelblad. Hij heeft een gesprek met Stroomkoning. Deze zorgt ervoor dat de afwikkeling van het faillissement soepel wordt geregeld.

Dan wil de zoon de vader trotseren, Katadreuffe wil tonen dat hij het tegen zijn vader durft op te nemen. Hij leent tweeduizend gulden van hem voor privé-lessen en laat in het contract opnemen dat de schuld ieder moment opvorderbaar is. Kort voordat Katadreuffe met goed gevolg het staatsexamen aflegt, vraagt zijn vader voor de derde keer zijn faillissement aan. Het verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. Weer heeft hij een gesprek met zijn vader en opnieuw houdt die hem een mes voor. Katadreuffe behoudt zijn kalmte en vertrekt waardig.

Omdat hij voor zijn examen is geslaagd, wordt er op kantoor een feestje gehouden. Lorna te George gaat eerder weg en Katadreuffe laat haar uit. Als ze even tegenover elkaar staan, voelt hij dat dit het machtigste moment van zijn leven is. Hij laat het voorbijgaan. De volgende dag meldt zij zich ziek en neemt ze, ondanks verzet van Stroomkoning, ontslag. Jacob voelt zich ellendig en krijgt een maagbloeding. Dan schudt hij de zorgen van zich af, hij besluit dat hij geen man is voor een huwelijk.

Hij begint in Den Haag aan de rechtenstudie. Intussen gaat het met de gezondheid van zijn moeder steeds slechter. Na vijfentwintig jaar bezoekt Dreverhaven haar en doet haar weer een huwelijksaanzoek. Opnieuw wijst ze het af. Ze vraagt hem waarom hij zijn zoon steeds dwarszit. Zijn antwoord is veelzeggend: 'Ik zal hem wurgen, ik wurg hem voor negen tienden, en dat ene tiende dat ik hem laat, dat kleine beetje asem zal hem groot maken, hij zal groot worden, hij zal, bij God, groot worden!' Ook met Dreverhaven gaat het bergafwaarts. Zijn zaken gaan niet meer zo goed (crisistijd!) en hij voelt zich rusteloos en gedesillusioneerd.

Vlak voor zijn doctoraal examen ontmoet Katadreuffe Lorna te George in een park. Ze is inmiddels getrouwd en heeft een kind. Hij zegt haar nooit met een ander te zullen trouwen en een lafaard te zijn. Als hij zijn moeder over hun vroegere 'verhouding' inlicht, geeft zij een bondige conclusie: 'Zo, dan ben je een grote ezel geweest.'

Nog eenmaal probeert de vader zijn zoon te 'wurgen': hij probeert te voorkomen dat hij als advocaat wordt beëdigd. De bezwaren tegen zijn toelating tot de balie worden echter ongeldig verklaard. Aan de gevel van het kantoor ziet hij vier 'zonnen'. Hij leest: 'Mr. J.W. Katadreuffe, advocaat en procureur.'

Die avond gaat Katadreuffe voor een laatste afrekening naar zijn vader. Die reageert echter anders dan hij verwacht had. Jacob wordt woedend als zijn vader hem een hand wil geven en zegt hem niet te hebben tegengewerkt, maar juist te hebben meegewerkt aan zijn carrière. Zijn tegenwerking heeft Jacob immers alleen maar gestimuleerd? Verward gaat hij naar huis. Daar komt hij tot het inzicht dat zijn ambitie hem noodlottig is geworden, dat hij als mens heeft gefaald zowel tegenover zichzelf, als tegenover vier andere mensen: Maan, Te George, zijn moeder en zijn vader. 


Eigen mening:

Mijn vorige boek, ‘’Oorlog en terpetijn’’, was een niveau 5 boek. Aangezien ik redelijk veel moeite met dit boek had heb ik een stapje terug gedaan naar niveau 4. Ik zocht op de site van lezenvoordelijst voor een oorlogsroman onder niveau 4. Ik kon echter geen geschikt boek vinden, aangezien ik rekening moest houden met het niveau en de schrijver (aangezien je maar 1 boek per schrijver op je lijst mag zetten). Ik heb uiteindelijk het boek karakter gevonden wat zich afspeelt in het interbellum. Het is niet echt een oorlogsroman maar deze periode tussen de wereldoorlogen is ook heel interessant.

Het boek is zeer duidelijk geschreven en ik zat dan ook gelijk in het verhaal. Dit vind ik een groot pluspunt aangezien ik hier bij het vorige boek nogal moeite mee had. Het boek kent ook uitgebreide persoonsbeschrijvingen wat ik persoonlijk wel fijn vind. Je krijgt hierdoor een goed beeld van de personen waardoor je sommige gedragingen/beslissingen ook beter begrijpt. Ik vind het interbellum (periode waarin het verhaal zich afspeelt) een zeer interessante periode uit de geschiedenis. Ik vond het dan ook mooi om te lezen hoe het ‘’volwassen leven’’ er in deze tijd uitziet. Ik vind het knap hoe het arbeidersleven in kaart word gebracht maar ook de rol van het communisme in deze tijd. Ook krijg je een goed beeld van de advocatuur in deze tijd, wat weer van toepassing is voor mij aangezien ik rechtsgeleerdheid ga studeren. Ik vind het dan ook interessant om te zien hoe het Jacob op karakter lukt alles te bereiken wat hij wil terwijl hij daarbij door zijn bloedeigen vader tegen word gewerkt.

Ik vind dat Ferdinand Bordewijk knap gebruikt heeft gemaakt van allerlei actualiteiten van het interbellum, zoals armoede, communisme, de opkomst havenstad Rotterdam etc. Hij heeft een zeer interessante roman geschreven die informatief, interessant en vooral ook heel duidelijk geschreven is. Het verhaal is namelijk chronologisch geschreven en zonder al te moeilijk taalgebruik. Je zit er van begin tot eind helemaal in waardoor het boek ook lekker doorleest.

Uiteindelijk ben ik blij met mijn keuze voor een niveau 4 boek. Het leest net even wat makkelijker wat toch wel fijn is voor iemand waarvan lezen geen hobby is. Toch zal ik voor mijn laatste boek een niveau 5 boek kiezen om mijn lezenvoordelijst carrière goed af te sluiten. Na de hand daarvan kan ik dan ook concluderen of ik niveau 5 aankan of dat het nog net een stapje te hoog voor mij is.


Oorlog en terpetijn

Oorlog en terpetijn
Stefan Hertmans

Samenvatting:
De ik-verteller Stefan Hertmans heeft in 1981 na de dood van zijn grootvader Urbain Mertien twee cahiers gekregen met dagboekaantekeningen. Hij heeft er altijd een roman over willen schrijven, vooral over wat zijn grootvader heeft meegemaakt in de Eerste Wereldoorlog. Het is er echter heel lang niet van gekomen. Nu is het dan zover. Hij heeft de aantekeningen van zijn grootvader geraadpleegd en in moderner Nederlands weergegeven. Zelfs daarover heeft hij een schuldgevoel. In 1963 was Urbain aan die aantekeningen begonnen. Als Stefan met zijn zoon Londen bezoekt ziet hij eens schilderij van Velasques, dat zijn opa ook had nagemaakt. Omdat het een naakt in een spiegel betrof, had hij dat altijd onthouden. Later blijkt dit een schilderij van de grote liefde van Urbain (Emelia Maria) te zijn geweest.
Urbains moeder Celine was van een rijkere komaf, maar werd verliefd op de kerkschilder Franciscus. Ze was bij toeval de kerk binnengelopen waar hij schilderingen maakte. Ze dwong haar familie tot toestemming met hem te trouwen, maar dat werd geen rijk leven. Als dertienjarige is Urbain begonnen in een ijzergieterij en hij maakt daar een dodelijk ongeluk van een jongen mee.
Franciscus is heel sterk in het maken van fresco’s en hij krijgt een uitnodiging om in Liverpool de wanden van een kerk te beschilderen. Hij kan daarmee veel geld verdienen en hij doet het. Het gezin blijft in Vlaanderen (Gent) achter. De band met zijn moeder Céline en Urbain wordt daardoor heel stevig. Urbain die graag schilder wil worden, gaat op tekenles, maar dat is erg saai. Na de terugkomst van zijn vader uit Liverpool gaat het met diens gezondheid snel bergafwaarts. Wanneer hij sterft, trouwt Celine later met haar buurman die al lang achter haar aan zat. Deze Henri is niet zo’n leuke stiefvader voor Urbain.
Hij gaat naar de militaire  school om soldaat te worden. Het is een vierjarige opleiding. Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ziet hij voor het eerste een naakt meisje (hij is 23) uit het water komen. Haar kleuren zijn wit en blauw (de kleuren van Maria) het is een mijlpaal in het leven van Urbain.
Als de oorlog uitbreekt, wordt hij opgeroepen om te vechten. Er heerst in de eerste dagen een grote chaos. Het Belgische leger trekt vrij doelloos door het land. Bovendien zijn de Duitsers veel beter bewapend. In het strijdgewoel komt zijn moeder hem opzoeken. Er sterven in die eerste dagen al veel Vlaamse soldaten. Die worden ook nog eens arrogant behandeld door hun Waalse officieren (Zo wordt Urbain steeds met de verkeerde naam aangesproken). De Slag bij Schiplaken is heel erg. Urbain overleeft, maar veel van zijn leeftijdgenoten niet. Er ontstaat daarna een zinloze loopgravenoorlog met over en weer  beschietingen. De Slag bij de rivier de IJzer in oktober 2014 eist ook veel slechtoffers, Urbain gedraagt zich heldhaftig en wordt tijdens de oorlog nog in graad verhoogd (van korporaal tot sergeant-majoor). Toch raakt hij ook gewond, aan zijn lies en hij mag in Liverpool herstellen. Hij wordt verpleegd door Maud op wie hij stiekem verliefd raakt, maar hij doet er niets mee. In Liverpool beseft hij dat zijn vader daar fresco’s heeft geschilderd en hij gaat op zoek. Eindelijk ziet hij een kloosterkerk met Fresco’s. Zijn vader heeft een afbeelding gemaakt van de Heilige Franciscus met zijn eigen  gezicht erin verwerkt. Urbain ziet dat een kind op de schildering zijn gezicht heeft. Wanneer hij terug moet naar Vlaanderen en het slagveld slaat de verveling flink toe: het is een zinloze loopgravenoorlog. Veel soldaten worden met drank en drugs de strijd ingestuurd. Sommigen plegen opzettelijk zelfmoord. In de loopgraaf denkt Urbain weer aan het naakte meisje uit de poel en hij bevredigt zichzelf voor de eerste keer in zijn leven. Hij raakt nog een keer gewond en moet met een boot naar Engeland: iedereen wordt doodziek. Hij bezoekt in Swansea een zoon van Henri. Maar hij moet weer terug naar het front. Intussen heeft hij wegens heldenmoed wel enkele onderscheidingen gekregen. Uiteindelijk overleeft hij ondanks de risico’s die hij heeft genomen de oorlog. Direct daarna valt zijn ook op een mooi meisje.
Dit deel begint met een nieuw motto:
Nooit, zo zei hij, had hij geloofd hoe lang de dagen, de tijd en het leven konden gaan duren voor iemand die op een  zijspoor is gezet. (W.G.  Sebal)
De ik-verteller wordt weer Stefan, die uit de dagboekaantekeningen put. Urbain wordt verliefd op het frêle, maar frivole meisje Maria Emelia Ghys. Ze worden verliefd en gaan zich verloven, maar in 1919 slaat de Spaanse Griep toe en Maria sterft. Urbain heeft geen zin meer in het leven, maar ze komen overeen dat hij met de oudere zus van Maria, Gabrielle, trouwt. Dat gebeurt in 1920 maar er is geen sprake van veel liefde en seksualiteit. Als Gabrielle toch zwanger wordt, bedingt Urbain dat hun dochtertje (Stefans moeder) Maria Emelia heet. Dat is wel bijzonder. Ondanks het feit dat er nauwelijks sprake is van een lichamelijke liefde zorgt Urbain meer dan veertig jaar heel goed voor Gabrielle. Hij leeft in een vierhoek van vrouwen ( blz. 278 In deze vierhoek gevormd door  vier vrouwen – zijn  moeder, zijn dode geliefde, haar oudere zus, zijn dochter met de fatale  naam  – heeft mijn grootvader zijn leven doorgebracht.). Hij heeft zich met zijn lot verzoend.
Urbain wijdt een groot gedeelte van zijn leven aan de schilderkunst. Maar hij heeft een groot gebrek (kleurenblindheid), wat zijn stijl doet veranderen. Hij maakt vooral kopieën van beroemde werken, bijvoorbeeld van de man met de Gouden Helm van Rembrandt (die later niet van Rembrandt blijkt te zijn). Stefan bekijkt als laatste nog de portretten van Gabrielle (heel fraai uitgevoerd door Urbain). Ze was enkele jaren ervoor overleden aan de gevolgen van een hersenbloeding, Ook komt hij terug op het naaktportret van Maria Emelia als naakte Venus. Het moet een verschrikking voor Gabrielle zijn geweest. Maria was de grote liefde van Urbain. Stefan bekijkt nog een tweetal zelfportretten van zijn opa, die hij minder geschikt vindt, omdat zijn opa blijkbaar niet in staat geweest is zijn eigen karaktertrekken goed in een portret vast te leggen. Het leven van Urbain Martien is een leven tussen “oorlog en terpentijn” geweest. In de laatste passage komt Urbain bij de hemelpoort aan bij Petrus, die hem ook al bij de verkeerde naam noemt.


Eigen mening:

Ik heb altijd al een grote belangstelling voor de wereldoorlogen gehad, vandaar dat ik weer voor een oorlogsroman heb gekozen. Het is een niveau 5 boek, de eerste van dit niveau op mijn lijst. Ik heb er lang over nagedacht en heb er voor gekozen om het toch te proberen. Voor mij is dit al heel wat aangezien ik niet echt een lezer ben.

Toen ik aan het boek begon viel het mij erg tegen. Het was op het begin zeer traag en saai. Ook maakte de schrijver (Stefan) gebruik van hele lange zinnen, waardoor ik niet lekker in het boek kwam. Ik had soms hele stukken gelezen terwijl ik achteraf niet eens meer wist wat ik nou had gelezen. Naarmate het boek vorderde kwam ik er echter steeds beter in.

Het boek is opgebouwd uit 3 delen. In deel 1&3 is Stefan Hertmans zelf aan het woord, terwijl in deel 2 Opa Urbain in de ik-vorm over de verschrikkingen van de Grote oorlog vertelt. Deel 2 van het boek vond ik dan ook het interessantst. Door dit deel las ik dan ook het snelst/makkelijkst. Ik vind het heel knap hoe het leven in de loopgraven in beeld is gebracht. Dit is met zo veel oog voor detail gedaan dat je af en toe (met een beetje verbeelding) het idee krijg alsof je je zelf in een van de loopgraven bevond. Ook vind ik dat de schrijver (met behulp van de dagboeken van zijn Opa) de tijd van de oorlog zelf ook goed in beeld bracht. Je krijgt een goed beeld hoe de mensen in deze tijd in armoede leefden (deel 1), wat de 1e wereldoorlog hier voor invloed op had (deel 2), maar ook de invloed van de oorlog na de oorlog zelf (deel 3).

Het boek kent geen chronologische volgorde, de tijden worden door elkaar gehaald. Bij het zoeken van een geschikte samenvatting voor in dit verslag, kwam ik veel opmerkingen tegen van mensen die moeite hadden met de tijdsvolgorde. Ik had hier echter geen problemen mee.

Zoals ik eerder al vertelde had ik in het begin van het boek moeite om het boek begrijpend te lezen. Naarmate het verhaal vorderde ging het steeds beter. Ik raakte gewend aan de schrijfstijl en ik vond het verhaal steeds interessanter worden. Ik ben dan ook blij dat ik heb doorgezet en niet een ander boek heb gekozen. Toch zal ik voor mijn volgende boek nog even een stapje terug doen naar niveau 4. Dit aangezien het mij veel tijd heeft gekost om dit boek goed te begrijpen (aangezien ik stukken meerdere malen heb moeten lezen).